Klimaatverandering treft ook haaiengebit: geven wij haaien kiespijn?
In dit artikel:
Onder invloed van door mensen uitgestoten CO2 worden de oceanen steeds zuurder: sinds 1985 meten Europese programma’s een dalende zuurgraad. Ongeveer een kwart van onze CO2-emissies wordt door zeeën opgenomen, wat het oppervlaktewater chemisch verandert en vooral lastig is voor organismen met kalkskeletjes zoals schelpdieren, koraal en sommige planktonsoorten.
Nieuw onderzoek van onder meer de Heinrich-Heine-Universität Düsseldorf wijst uit dat ook grotere dieren last kunnen krijgen: onderzoekers legden zestien intacte tanden van de zwartpuntrifhaai — een rifbewoner van de Indische en Grote Oceaan — acht weken lang in water met verschillende zuurgraad, van huidig niveau tot wat over circa 300 jaar verwacht wordt. In het zuursteste water ontstonden sneller barsten en gaatjes in de tanden. Omdat zwartpuntrifhaaien met open bek zwemmen, liggen hun tanden constant bloot aan het zeewater en zijn ze extra kwetsbaar voor verzuring.
Haaien wisselen tanden ongeveer elke zes maanden, wat een natuurlijk herstelmechanisme biedt, maar de auteurs waarschuwen dat verzuring bovenop bestaande druk door overbevissing en handel in vinnen komt te staan. De combinatie van menselijke CO2-uitstoot en visserijdruk kan het aanpassingsvermogen van riffauna — en daarmee het functioneren van ecosystemen — onder druk zetten. Beperking van emissies en betere bescherming van haaien worden genoemd als noodzakelijke stappen.