De software achter Amerika's datastaat: waarom Palantir zoveel macht krijgt
In dit artikel:
De Amerikaanse softwareleverancier Palantir bouwt systemen die enorme hoeveelheden gegevens uit uiteenlopende bronnen samenbrengen en met AI analyseren, en dat zet beleidsmakers en privacyorganisaties in de VS en daarbuiten op scherp. Het bedrijf uit Denver ontwerpt tools die databanken van federale instanties, staten, bedrijven en telecoms koppelen met als doel inefficiënties, fraude, misdaad en illegale migratie aan te pakken — maar critici waarschuwen dat dit kan uitmonden in massale surveillance en misbruik tegen minderheden en politieke tegenstanders.
Palantir, opgericht in 2003 door onder anderen Peter Thiel en deels gefinancierd via In-Q-Tel (de investeringsarm van de CIA), begon met militaire toepassingen in Irak en Afghanistan. Die successen leidden tot miljardencontracten van het Pentagon en later tot opdrachten van de FBI, Social Security, Homeland Security, ICE, en meerdere ministeries. In maart 2025 gaf het Witte Huis bovendien een presidentieel besluit uit om informatie-silo’s tussen overheidsdiensten af te breken, een ontwikkeling waarvan het bedrijf profiteert via API-koppelingen die datasets kunnen samenvoegen, visualiseren en omzetten in actievoorstellen.
Concrete voorbeelden tonen de impact: tijdens grootschalige ICE-acties, zoals de plaatsonderzoek-operatie in Mississippi (augustus 2019), werd Palantir’s FALCON-platform volgens ICE essentieel geacht voor het identificeren van ongedocumenteerde werknemers, het aanleveren van fabriekplattegronden en timetables. Politieafdelingen in steden als Los Angeles en New Orleans gebruiken Palantir voor predictive policing — een aanpak die volgens burgerrechtenorganisaties als de ACLU bestaande vooroordelen in data en algoritmes versterkt en zo vooral arme, niet-witte wijken onder de loep houdt. Amnesty International en andere NGO’s signaleren bovendien dat Palantir-systemen zoals Immigration OS ingezet worden om migranten, asielzoekers en zelfs buitenlandse studenten die protesteren te monitoren en te deporteren.
Het bedrijf zelf ontkent verantwoordelijkheid voor onrechtmatig handelen door gebruikers; Palantir stelt dat haar platforms voldoen aan wetgeving en dat misbruik de verantwoordelijkheid is van overheden of instanties die de tools inzetten. Oprichter Peter Thiel en het management benadrukken dat de technologie bijdraagt aan nationale veiligheid en efficiëntie, en dat betere data juist onterechte arrestaties kan terugdringen.
Tegenover de zorgen staat dat Palantir-technologie ook neutrale of positieve toepassingen kent: het Foundry-platform werd gebruikt bij het volgen van COVID-verspreiding en de distributie van vaccins, en commerciële klanten zoals Ferrari en Airbus gebruiken Palantir-data voor ontwerp, onderhoud en operationele optimalisatie. Verder is er een omstreden verleden: werknemers van Palantir waren betrokken bij het Cambridge Analytica-schandaal rond illegale Facebook-data in 2011, iets wat de reputatie van het bedrijf beschadigde.
De controverse krijgt een extra dimensie door politieke alignering: Thiel is een prominente Trump-ondersteuner en Palantir verplaatste in 2020 het hoofdkantoor van Silicon Valley naar Denver — een gebaar dat volgens het management afstand moest creëren van de Big Tech-elite. Voorstanders zien in de technologie een instrument voor orde en efficiënt bestuur; tegenstanders zien het fundament van wat kan uitgroeien tot een autoritaire datastaat. De kernvraag blijft wie de macht heeft over de data, welke waarborgen worden ingebouwd en hoe democratische rechtsstaatwaarden worden beschermd terwijl overheden steeds meer op geavanceerde dataplatforms vertrouwen.