De sluipende opmars van de kat: hoe Europa veel later door de huistijger werd veroverd dan gedacht
In dit artikel:
Nederland telt vandaag ruim drie miljoen katten, maar nieuw DNA-onderzoek zet de bekende ontstaansgeschiedenis van ons huiskatje op z’n kop. Waar vroeger werd gedacht dat katten al in het neolithicum (ruwweg 6.400 jaar geleden) met de eerste boeren uit Anatolië naar Europa waren gekomen, wijzen genetische gegevens nu naar een Noord-Afrikaanse herkomst: de moderne huiskatten stammen af van de Afrikaanse wilde kat (Felis lybica lybica).
De domesticatie begon in de droge gebieden van Noord-Afrika, toen vroege boeren graan opslagplaatsen hadden en dat muizen aantrok. Wilde katten profiteerden van het aanbod aan prooien en ontwikkelden zo een nuttige, semi-gedomesticeerde relatie met mensen. Via handelsroutes bereikten deze katten later het Middellandse Zeegebied; waarschijnlijk waren het zeevarende volken zoals de Feniciërs (hoogtijdagen rond 1000 v.Chr.) die katten meevoerden op schepen om ongedierte te bestrijden.
De brede verspreiding door Europa vond echter pas in de Romeinse tijd plaats, zo’n 2.000 jaar geleden, toen de dieren met Romeinse reizigers en legioenen het continent introkken. Daarmee komt de komst van de huiskat naar Europa duizenden jaren later dan tot nu toe werd aangenomen.
De gedragsbioloog Claudia Vinke (Universiteit Utrecht) licht toe dat verstedelijking mede verantwoordelijk is voor de transformatie van praktische muizenjager naar gezelschapsdier: katten passen vaak beter in dichtbevolkte stedelijke woningen dan honden. Tegelijk waarschuwt ze voor recente problemen door menselijke selectie op uiterlijk — gefokte rassen met ingrepen in bouw en snuit leiden soms tot gezondheidsproblemen.
Kortom: katten zijn van Noord-Afrikaanse woestijnjagers via zeehandel en Romeinse mobiliteit naar onze huiskamers gekomen, en hun moderne positie als huisgenoot is het resultaat van duizenden jaren culturele en ecologische wisselwerking.